Vooral indirecte impacts van havenaanleg onderbelicht

De Nederlandse overheid zet zich in om wereldwijd de ontwikkeling en uitbreiding van zeehavens te verduurzamen. In de planningsfase van dergelijke projecten nemen Environmental and Social Impact Assessment studies (ESIA) een belangrijke rol in, onder andere omdat op basis daarvan vaak allerlei beslissingen worden genomen.

De overheid vroeg aan de commissie Milieueffectrapportage (MER) om duurzame ‘good practices’ voor ESIA’s te identificeren. De commissie MER droeg vervolgens CREM op om dat te doen wat betreft de sociaal-economische dimensies in ESIA’s. Voor deze opdracht zijn ESIA’s voor havenaanleg in Afrika, Zuidoost Azië en Centraal en Zuid-Amerika geanalyseerd.

Sociaal-economische risico’s havenaanleg

Tussen de ESIA’s zijn nogal wat kwaliteitsverschillen wat betreft de gehanteerde methodiek, transparantie, de inhoudelijke aandachtspunten en de mate van stakeholder involvement. Directe sociaal-economische risico’s van havenaanleg zoals allerlei vormen van hinder voor lokale gemeenschappen (stof, geluid, verkeersoverlast e.d) en issues rondom grondeigendom en –gebruik worden in de meeste ESIA’s adequaat behandeld.

Indirecte risico’s aanzienlijk

Dat geldt echter in veel mindere mate voor allerlei indirecte risico’s op impacts en juiste deze indirecte impacts zijn potentieel vaak aanzienlijk. Denk bijvoorbeeld aan effecten van een met havens samenhangende toestroom van arbeiders en zeelui die problemen kunnen opleveren voor lokale culturele patronen, de volksgezondheid en infrastructuur. Lokale voedselprijzen kunnen omhoog gaan. Ook bij de winning en productie van bouwmaterialen (oa. zand, grind, hout) voor havenaanleg kunnen sociaal-economisch problemen ontstaan. Let ook op indirecte risico’s van een haven zoals de export van onduurzaam geëxploiteerde grondstoffen uit een land of dat een terminal bedoeld voor de import van steenkool een overgang naar duurzame energie kan frustreren.

Mensenrechten, corruptie en eerlijke concurrentie

Een belangrijk advies is om aan dit soort potentiële indirecte impacts in ESIA’s meer aandacht te besteden. Opvallend is verder dat in de bestudeerde ESIA’s niet of nauwelijks risico-analyses zijn gemaakt op het gebied van arbeidsomstandigheden en –veiligheid en allerlei fundamentele mensenrechten. Ook OESO-richtlijnen ten aanzien van corruptie en omkoping, belastingvermijding en eerlijke concurrentie komen niet aan de orde.

Contactpersoon: Victor de Lange